BOUILLOIRE OP KOMFOOR

1735

Anthony de Rooy

Amsterdam

De bouilloire (ook: waterketel) met komfoor (lichtje) diende het theewater warm te houden. Met een theepot (trekpot) werd een bodem sterke thee in kleine porseleinen theekopjes gegoten; met de bouilloire werd dit aangevuld met heet water. Eigenlijk is het dus een tweede waterketel om mee te pronken: in de keuken bevond zich een koperen ketel waarmee het water aan de kook werd gebracht.

Kenmerkend is de vérgaande symmetrie van de ornamenten en van de plaatsing ervan. Waar de ketel op doorsnee een vierdeling kent, is het komfoor in drieën gedeeld, met uitzondering van de twee voluutoren, waaraan scharnierende hengsels hangen. De onderzijde van het komfoor bestaat uit drie poten (met acanthusblad en traliewerk), met ertussen schelpmotieven en opengewerkte arabesken. De bovenzijde is helemaal opengewerkt: logisch, want het brandertje in het komfoor heeft zuurstof nodig. Twee patronen alterneren driemaal: bloemmotieven en traliewerk met culots. Drie hoge, opstaande schelpen (met kleine lambrequins eronder) dragen de ketel.

De ketel heeft een gebolde buik en een hoge hals, beide met profielranden. Het hoog gewelfd deksel wordt bekroond door een bewerkte knop. Aanzetten vanuit de hals voeren naar het scharnierende hengsel. Het zilveren deel ervan is bovenaan gebogen, terwijl het zwart geverfde houten bovendeel bestaat uit een profielknoop tussen voluten. De sierlijk gebogen schenktuit heeft een basis opgebouwd uit blad- en traliewerk.

Later (na 1847) is het spiritusbrandertje vervangen door een al bestaand exemplaar, ooit vervaardigd door het Rotterdamse atelier van Jacob Lang en Christiaan Koops. Gezien de zorg waarmee alles is afgewerkt, doet één onderdeel de wenkbrauwen fronsen. Het houten deel van het verder zilveren hengsel, is met lompe bouten en grove, vierkante revetplaatjes bevestigd. Wat op het eerste gezicht een weinig professionele restauratie of provisorische reparatie lijkt, is niettemin origineel. De zelf getapte bouten voeren door het houten handvat en passen in de schroefdraad, gesneden in het zilveren hengsel; de plaatjes verspreiden de drukkracht op de verbinding. Hoe onbehouwen ook, de verbinding is zo bedoeld en komt ook bij andere theeketels voor.

Afmetingen

hoogte ketel 15,4 cm (met hengsel omhoog 27,5 cm),
hoogte komfoor 16,2 cm

Materiaal

Zilver, hout

Gewicht
Merken

1 MEESTERTEKEN AR in ligatuur, in liggende rechthoek
2 STADSKEUR wapen Amsterdam
3 GEHALTETEKEN gewestelijk wapen Holland
4 JAARLETTER A

later toegevoegd:
bijl (1853-1927; belastingteken voor in de handel terugkerende edelmetalen voorwerpen van Nederlandse oorsprong, met tekens gildetijd, Koninkrijk Holland, Franse Republiek, Franse Keizerrijk tot 1814, Maastricht en Luik 1814, Zuidelijke Nederlanden; is abusievelijk vaak afgeslagen op oud buitenlands werk en bovendien veelvuldig vervalst)

merken op brander:
5 MEESTERTEKEN  LK boven passer, in vierkant

zwaardje (sinds 1814; gehalteteken afgeslagen op kleine zilveren voorwerpen of onderdelen van grotere zilveren voorwerpen [tenminste 833/000]; wijzigingen in 1906 [vorm], 1953 [835/000] en 1955 [925/000])

Inventarisnummer
Literatuur

K.A. Citroen, Amsterdamse zilversmeden en hun merken, Amsterdam 1975, nr 24 (bio)