KRAANTJESKAN

1697

Hendrik van Pruysen

Amsterdam

Dit vroege voorbeeld van een kraantjeskan rust op drie poten, heeft één kraan, één oor (zie hieronder) en een los deksel. De wand van de konische kan is verticaal gelobd, welke lobben zich voortzetten op het losse deksel, dat wordt bekroond door een balusterknop. De wand wordt aan de boven- en onderrand begrensd door een in deze periode geliefd ‘golflijntje’, gecombineerd met een knorrenrand. Die versiering weerspiegelt zich op het plastisch gevormde oor, zij het dat de knorren hier worden uitgewerkt als een zich verjongende parelrand. De verdere decoratie toont maritieme en florale motieven. Zo hebben de poten de vorm van dolfijnen met sierlijke staarten, steunend op schelpachtige bogen, terwijl de kraan oogt als een zeemonster: de bek van het monster fungeert als tuit, terwijl de losse draaiknop (haan) is uitgevoerd als een zeemeermin, blazend op een kinkhoorn. Bloemen en bladwerk komen terug aan de boven- en onderrand en op het deksel. Ze demonstreren de een arbeidsintensieve decoratietechiek die weliswaar wordt aangeduid met de Engelse term cut card (zie hieronder) maar hoogstwaarschijnlijk geïntroduceerd werd in Frankrijk. Uit gewalst plaatzilver gezaagde motieven werden op het corpuswerk gesoldeerd. Het uitgezaagde werd verlevendigd door graveerwerk, terwijl de ondergrond juist werd geponst of geruwd om het contrast zo groot mogelijk te maken. Door het titelblad van een serie ornamentprenten weten we dat indertijd gesproken werd over ‘doorgebroken zilver-smids werk’.[1]

Hendrik van Pruysen paste de cut card-techniek vaker en vroeger toe, getuige een toiletdoos uit 1692 (Amsterdam Museum) en een theepot uit 1696 (Rijksmuseum; zie hieronder).[2] Hij leverde bovendien meer verwante kannen. Heel vergelijkbaar is een kraantjeskan uit 1699 (particuliere verzameling), al is deze minder fraai uitgewerkt.[3] Een kan uit 1703 (Fries Museum; zie hieronder) mag het jongste exemplaar zijn, toch illustreert deze de oorsprong van de genoemde kraantjeskannen. Het is namelijk nog een gewone koffiekan: de kan is namelijk tot in veel details gelijk, maar heeft nog een schenktuit, geen kraantje. Dat model koffiekan gaat terug op exemplaren in Chinees en Japan porselein en – in navolging daarvan – Delftse faience (zie hieronder).

[1]  Zie twee series ornamentenprenten van Jan Folkema met gelijkaardige titels, de eerste luidt:  Alderhande Voorbeelden van Doorgebroken Zilver-Smids Werk (Johannes Jacobsz Folkema, Amsterdam, ca 1675/1690-1700; Rijksmuseum, Amsterdam).

[2] Jan Rudolph de Lorm, Amsterdams goud en zilver (cat. Rijksmuseum, Amsterdam; Catalogi van de verzameling kunstnijverheid van het Rijksmuseum te Amsterdam, dl. 3), Amsterdam/Zwolle 1999, nr 32.

[3] K.A. Citroen, F. van Erpers Royaards, J. Verbeek, Meesterwerken in zilver. Amsterdams zilver 1520-1820 (cat. Museum Willet-Holthuysen, Amsterdam), Lochem/Amsterdam 1984, nr 78; Reinier Baarsen, K.A. Citroen, J. Verbeek, Enkele nabeschouwingen bij de Amsterdamse zilvertentoonstelling, Antiek, 19(1984-85), p. 548 (afb.).

Afmetingen

hoogte 32,4 cm, breedte 22,7 cm

Materiaal

Zilver

Gewicht

… gr

Merken

1 MEESTERTEKEN HP aaneen in ovaal
2 STADSKEUR wapen Amsterdam
3 JAARLETTER L

Inventarisnummer

BR3592

Literatuur