TABAKSPOTTEN

1781

Jan Buijsen

Amsterdam

De ronde tabakspotten hebben een los deksel en rusten op drie gegoten pootjes in de vorm van bladornamenten die eindigen in een rolvoluut. Tussen deze pootjes hangen laurierguirlandes, die bovendien op drie punten worden opgenomen aan strikken waaraan medaillons hangen. De guirlandes op de buik hangen aan soortgelijke strikken met grotere medaillons, en daartussen aan ringen. Elk drietal medaillons toont eenzelfde portret en profil van een man met een laurierkrans op het hoofd. De rand van de pot is afgezet met door linten bijeengehouden profielen herinnerend aan fasces. De dekselrand is afgezet met godrons. Daarboven prijkt weer door linten kruislings omvlochten laurierblad: een band boven de godrons en op drie punten opgenomen guirlandes. Het deksel wordt bekroond door een urnvormige vaas.

Een lossingsteken onthult dat de tabakspot zich in 1795 in het gewest Utrecht bevond. Na het uitroepen van de Bataafse Republiek werd in de gewesten Holland, Zeeland en Utrecht bij wijze van belastingheffing goud- en zilverwerk geconfisqueerd. Tabaks- en snuifdozen hoorden tot het persoonlijk zilver dat tot een bedrag van f 300,- was vrijgesteld, tabakspotten niet.[1] Burgers konden in te leveren zilverwerk vrijkopen (loskopen): de eigenaar betaalde dan het geldbedrag dat het in te leveren zilvergewicht zou opbrengen. De heffing trof vooral kapitaalkrachtigen: f 300,- was het equivalent van ongeveer 3,5 kilo zilver.[2] Als bewijs van betaling werd een belastingteken ofwel lossingsteken afgeslagen. In Hollandse en Zeeuwse steden was dat de jaarletter van 1795, in Utrecht werd een apart teken gesneden: het aloude symbool van de vrijheidshoed, in dit geval gehangen op een speer die in de grond is gestoken.

Een volkomen identieke, een jaar later vervaardigde tabakspot bevindt zich in Gemeentemuseum Het Hannemahuis in Harlingen (hieronder).[3]

[1] L.E. Eelkman Rooda-Hoogterp, ‘Hoed je voor de vrijheid, iets over de Utrechtse zilverinname van 1795’, in: Jaarboek ‘OudUtrecht’, 1982, p. 137-150; Louise van den Bergh-Hoogterp, ‘Het lossingsteken bij de Utrechtse zilverinname van 1795’, De Stavelij. Jaarboek 2018, Lochem 2018, p. 87-98.

[2] Uitgaande van zilver kleine keur à één gulden zes stuivers per lood (15,38 gram).

[3] Johan R. ter Molen, ‘Zilver van elders in Friesland’, in: Fries goud en zilver, Gorredijk 2014, dl. 1, p. 144-161, p. 149

Afmetingen

A hoogte 16 cm, ø 14,2 cm
B hoogte 16,5 cm, ø 14,2 cm

Materiaal

Zilver

Gewicht

A 671,5 gram
B 672,9 gram

Merken

op beide potten:
1 MEESTERTEKEN B:N in rechthoek met afgeronde hoeken
2 STADSKEUR wapen Amsterdam
3 GEHALTETEKEN gewestelijk wapen Holland
4 JAARLETTER W

later toegevoegd:
5 vrijheidshoed op speer (lossingsteken Utrecht 1795);
bijl (bijl 1853-1927; belastingteken voor in de handel terugkerende edelmetalen voorwerpen van Nederlandse oorsprong met tekens gildetijd, Koninkrijk Holland, Franse Republiek, Franse Keizerrijk tot 1814, Maastricht en Luik 1814, Zuidelijke Nederlanden; is abusievelijk vaak afgeslagen op oud buitenlands werk en bovendien veelvuldig vervalst)

Inventarisnummer

BR1620 (A-B)

Literatuur

Premsela & Hamburger. Antiek zilver uit onze collectie juwelen en zilveren voorwerpen, z.p. z.j., ongepag.;

K.A. Citroen, Amsterdamse zilversmeden en hun merken, Amsterdam 1975, nr 104;

Dirk Jan Biemond, ‘Biografieën’, in: Jan Rudolph de Lorm, Amsterdams goud en zilver (cat. Rijksmuseum, Amsterdam; Catalogi van de verzameling kunstnijverheid van het Rijksmuseum te Amsterdam, dl. 3), Amsterdam/Zwolle 1999, p. 497-498;

Rebecca E. Roskam, Dirk Jan Biemond, ‘Biografieën’, in: Hubert Vreeken, Annemarie den Dekker, Goud en zilver met Amsterdamse keuren (cat. Amsterdams Historisch Museum, Amsterdam), Amsterdam / Zwolle 2003, p. 427;

Jean-Pierre van Rijen, Martens-Mulder Collectie. Zilver uit de 17de en 18de eeuw, z.p. 2018, p. 139; afb. p. 140-141, cat.nr 68