PERMUTATIES VAN WOUTER VAN BAALEN

‘KOFFIE- EN THEESERVIES’

Binnen de MMS-collectie, alleen maar zilver, alleen maar gebruiksvoorwerpen, vrijwel zonder uitzondering vervaardigd in de 17de en 18de eeuw, lijkt één stuk uit de toon te vallen: Permutaties van Wouter van Baalen (1956).[1] Het is weliswaar zilverwerk, maar geen toegepaste kunst en bovendien bij uitstek hedendaags. Het intrigerende stuk werd gemaakt in de jaren 2013-2015. Een vreemde eend in de bijt, zo lijkt het op het eerste gezicht, zonder enige binding met de verdere verzameling. Niettemin zijn er onverwachte raakvlakken met de andere objecten. De glooiende vormen roepen het schaaltje van de vermaarde Utrechtse zilversmid Christiaen van Vianen in gedachten, terwijl er ook doorgeschakeld kan worden naar werk in de collectie van zilversmeden ooit werkzaam in Bolsward, Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Meer nog: het ogenschijnlijk autonome kunstwerk Permutaties doet zijn naam eer aan en legt een directe link met het zilverwerk op de 17de- en 18de-eeuwse koffie- en theetafel…

 

Detail van Permutaties (‘Koffie- en Theeservies’), Wouter van Baalen, Amsterdam, 2015, zilver, ebbenhout, h. 24,5 cm (Martens-Mulder Stichting)

MODERN ZILVER

Dat er na de Tweede Wereldoorlog een opbloei van de edelsmeedkunst zou ontstaan, met onbetwiste hoogtepunten als Permutaties, hadden velen niet meer verwacht. De markt voor conventioneel zilver was immers na de Tweede Wereldoorlog goeddeels ingestort. Voor sacraal zilver was er even een opleving die gelijke tred hield met de wederopbouw, maar werd afgekapt toen er versobering werd voorgeschreven door het Tweede Vaticaans Concilie (1962-65). Voor profaan zilver bleken vrouwenemancipatie, imago en zilverprijzen fnuikend. De emancipatie deed de vanzelfsprekendheid van het zilverpoetsen en daarmee het zilver zelf in de ban, het edelmetaal werd een ronduit elitair imago toebedeeld, en de ‘silverbubble’ van de jaren 70 bevestigde vooral dat het materiaal voor weinigen was weggelegd. Roestvrij staal, chroom en aluminium, zelfs rubber en plastic drukten het zilver weg, sieraden verdrongen het grootzilver. Het duurde vervolgens geruime tijd voor zich een kentering aandiende. In eerste instantie veranderde er weinig. In het buitenland werden initiatieven tot vernieuwing ontplooid, in Nederland lieten deze op zich wachten. Tot de jaren 90. Dan werken de stichting Zilver in Beweging (1990), maar ook het Schoonhovense Goud- en Zilversmidsgilde Sint Eloy (1998) en het Friese Gilde van Goud- en Zilversmeden (1995) als katalysatoren, raken galerieën en mecenassen geïnteresseerd en wordt er plaats ingeruimd op de grote kunstbeurzen. Én slaat er een nieuwe generatie zilversmeden op de trom. Wat zij gemeen hebben is een nieuw elan, waarbij het oude imago van de zilversmid als maker van ‘potten en pannen’ wordt afgeschud. De zilversmid wordt een zilverkunstenaar, waarbij de functionaliteit van zijn werk geen wezenlijke rol speelt. Een van hen is Wouter van Baalen.

 

WOUTER VAN BAALEN

Van Baalen is in 1978 afgestudeerd aan de Vakschool in Schoonhoven, waar hij 22 jaar eerder geboren werd. Hij behaalde het zilversmedendiploma, maar doorliep ook de opleiding tot goudsmid. In binnen- en buitenland perfectioneerde hij zijn vaardigheden, om daarna terug te keren naar Schoonhoven, de zelfbenoemde Zilverstad. Vanaf 1993 werkt hij zelfstandig. Enkele jaren smeedde hij in de bekende, tot atelier omgebouwde watertoren in Schoonhoven, om daarna zijn Studio Eligius te verhuizen naar het hartje van Amsterdam. Geleidelijk verovert Van Baalen zijn huidige positie. Hij wint prijzen (Juwelierscentrum Award 1997, Juryprijs Nationale Bestekprijsvraag 1998), excelleert in galeries en op beurzen. Als veel collega-zilversmeden legt hij zich toe op aloude typologie, kandelaars, vazen, kannen, schalen en andere serviesdelen, nu ‘gegoten’ in sculpturale vormen. Conventies worden losgelaten, al houden de gebruiksvoorwerpen hun specifieke functie. Treffend zijn bij Van Baalen zowel de intensieve ontwerpfase als de grensverleggende techniek en onberispelijke uitvoering. Eindeloze series schetsen worden met digitale middelen vervolmaakt: absolute perfectie wordt nagestreefd door het inzetten van geavanceerde computerprogramma’s en 3D-printers. Behalve het traditionele gereedschap wordt ook een freesmachine benut. Van Baalen heeft zich ontwikkeld tot een meester in het creëren van objecten die door hun samenstelling een transformatie kunnen ondergaan. Anders gezegd: verscheidene onderdelen kunnen samensmelten tot één voorwerp. Mooie voorbeelden daarvan zijn de kandelaars waarmee bezoekers van internationale kunstbeurzen naar de vitrine getrokken worden: de zogeheten twofolds, threefolds en fourfolds, rond, drie- of vierzijdig uitgevoerd (afb. 1). Wat oogt als één kandelaar kan in twee, drie of vier ingenieus gevormde delen uiteengenomen worden, die vervolgens alle, zonder concessies, weer als zelfstandige kandelaars kunnen fungeren. Eén ogenschijnlijke kandelaar; twee, drie of vier kaarsendragers. Het ontwerp is zo ingenieus dat daadwerkelijk digitale animaties zijn gemaakt om de uitvoering inzichtelijk te maken. Typerend is Van Baalens neiging de grenzen van zijn technische kunnen op te zoeken. De invloedrijke Amerikaanse vormgever Georg Nelson (1908-1986) stelde al dat een goed ontwerp altijd grensverleggend is: ‘Good design, like good painting, cooking, architecture or whatever you like, is a manifestation of the capacity of the human spirit to transcend its limitations.’[2] Voor de zilversmid geldt dat de vrijheid van de tekentafel wordt beknot door de mogelijkheden van de stavelij. Over die beperkingen wil Van Baalen echter pas nadenken als zij zich aandienen. Eerst in de fase van de uitvoering wil hij de problemen overdenken. ‘Ik vraag me nooit af of ik mijn ontwerp wel zou kunnen uitvoeren’, zo licht hij toe, ‘Ik heb me voorgenomen me niet te laten leiden door mijn technische vaardigheden van het moment. De vraagstukken los ik later op. Als je grenzen wilt verleggen, kom je nu eenmaal problemen tegen.’ Om het nog eens te vatten in de onnavolgbare oneliners van Nelson: ‘You don’t think your way to creative work. You work your way to creative thinking’.

 

Threefold (kandelaars), Wouter van Baalen, Amsterdam, 2012, zilver, h. 27,5 cm, oplage acht sets (Particuliere collecties)

PERMUTATIES

Het zilveren object bestaat uit vijf segmenten, waarvan de kopse kanten, loodrecht afgesneden, bijna naadloos aaneensluiten tot een langgerekte, vernuftig geconstrueerde sculptuur. Van Baalen noemt het kunstvoorwerp Permutatiesofwel Permutations, met als ondertitel ‘Koffie en Thee Servies’. De vijf verschillende contouren van de losse segmenten tonen dan ook gestileerde onderdelen van een koffie- en theeservies: achtereenvolgens een suikerpot, theebus, koffiekan, theepot en melkkan. De bolling van de buik van de suikerpot wordt de schouder van een theebus, vervolgens de tuit van een koffiekan respectievelijk theepot, om daarna via de sneb van een melkkan weer te transformeren in de buik van een suikerpot. De vloeiende vormen van het zilveren object worden geaccentueerd door golvende profielen, waarvan er één, van boven bezien één rechte lijn, vervaardigd is van zwart ebbenhout. Ook de glooiende uitstulping aan een van de lange zijden is een aanvulling in ebben. Welbeschouwd vormen die houten toevoegingen oren en knoppen. Aan de lange zijde vormt de opengewerkte, houten uitstulping de oren van de potten voor de koffie en thee respectievelijk de melkkan; het houten profiel bovenop doet op de snijvlakken dekselknoppen ontstaan. Het gebruikte ebbenhout refereert aan de houten handvatten van trekpotten en melkkannen in de 18de en 19de eeuw, al werd toen meestal vanwege de kosten ook gewoon, zwart gelakt hout gebruikt. Het harde en zware ebben – het drijft niet, maar zinkt in water – vond men meestal te duur. Eerder paste Van Baalen het tropische hout ook toe op ‘echte’ kannen, op theepotten en op een koffiepot. De term ‘permutaties’ staat voor een manier om een verzameling voorwerpen te rangschikken, om er een bepaalde volgorde in aan te brengen. Eigenlijk is het vooral een wiskundig begrip, dat zich richt op een eindige verzameling getallen. In spreektaal gaat het om een verandering, een verplaatsing of een verwisseling. Het is een perfecte titel voor een kunstwerk dat zich in verschillende opstellingen kan manifesteren. Omdat elk segment de eerste in een rij kan zijn, kunnen in totaal vijf verschillende plastieken van zilver en ebbenhout gevormd worden. Het afsluiten (of beginnen) met een suikerpot is een willekeurige keuze. Alle herkenbare vormen laten onverlet dat Permutaties onbekommerd functieloos is. Weliswaar is voorzien in losse deksels, maar de tuiten blijven gesloten. Niet voor niets is de ondertitel ‘Koffie en Theeservies’ nadrukkelijk voorzien van aanhalingstekens: daarmee laat het zilverwerk de traditionele toegepaste kunsten achter zich, het is een autonoom kunstvoorwerp met een abstracte vormgeving geworden. Niet langer desintegreert een gebruiksvoorwerp in onderdelen met eenzelfde functie, zoals de kandelaars. Permutaties is een non-figuratief kunstvoorwerp; de herkenbare werkelijkheid is hooguit een uitgangspunt. In 2005 werd Van Baalens zilver in The Washington Post spitsvondig betiteld als ‘fine art for the table’, maar voor het tien jaar later gereed gekomen Permutatiesis de tafel niet langer een noodzakelijke bestemming.[3] Associaties met andere stukken uit de MMS-collectie dienen zich als vanzelf aan. In het gladde vlak met de contour van een trekpot wordt niet toevallig de ervoor geplaatste trekpot (1724) van Tobias van Velsen uit Bolsward weerspiegeld. Het spreekt uiteraard voor zich dat Van Baalen niet naar specifieke stukken maar naar achetypen heeft gezocht. De theebus en melkkan ogen nog 18de-eeuws: de eerste herinnert bijvoorbeeld vaag aan de bus (1753) van Michiel de Bruck uit Rotterdam, de tweede aan de kan (1768) van Martinus van Stapele uit Den Haag. De zure zilverkenner zal misschien opmerken dat de stukken op de keper beschouwd niet bij elkaar horen. De koffiekan en suikerpot werden wel in zilver vervaardigd, maar pas later. Bovendien zijn ook de onderlinge verhoudingen niet in overeenstemming. Het is de dichterlijke vrijheid van de ongebonden zilversmid.

Permutaties (‘Koffie- en Theeservies’), Wouter van Baalen, Amsterdam, 2015, zilver, ebbenhout, h. 24,5 cm (MartensMulder Stichting)

Het object is opgebouwd uit vijf losse segmenten waarvan de kopse kanten, loodrecht afgesneden, de contouren tonen van een suikerpot, een melkkan, een theepot, een koffiekan en een theebus. Naast het segment dat verloopt van theebus naar suikerpot, zijn enkele dwarsdoorsneden geplaatst die de overgang van bus naar pot illustreren. In totaal kunnen vijf verschillende configuraties gevormd worden.

Het traject van ontwerpschets tot gereed kunstvoorwerp vergde meer dan vijf jaar. De oudst bewaarde computertekening dateert van 18 januari 2010, maar al eerder werden papier en potlood ter hand genomen. De ontwerpen geven een kijkje in de keuken. Ze onthullen welke fasen gaandeweg doorlopen werden. Tientallen afgekeurde varianten zijn van de digitale tekentafel gerold. Afbeelding 2 toont dat het handvat ofwel oor pas in latere instantie een gesloten vorm kreeg, afbeelding 3 verraadt dat aan de uiteindelijke vloeiende lijnen hoekige vormen voorafgingen. Juist die vloeiende lijnen waren een valkuil: de vijf componenten zijn in even zoveel verschillende configuraties aaneen te sluiten en uiteraard moet elke optie resulteren in een gracieuze glooiing. Afbeelding 4 laat elke mogelijke opstelling zien. Inzichtelijk zijn ook de dwarsdoorsneden van één van de vijf segmenten. Elke volgende tekening toont het geleidelijke, stapsgewijze verloop van een suikerpot naar een theebus (afb. 5).

Afbeelding 2

Afbeelding 3

Afbeelding 4

Afbeelding 5

Afbeelding 6

Wouter van Baalen zelf herkent in het verloop van dergelijke, elkaar opvolgende dwarsdoorsneden het door de fysioloog Étienne Jules Marey (1830-1904) uitgevonden procedé om ‘filmbeelden’ te maken.[4] Deze Fransman bestudeerde de beweging van mensen en dieren met behulp van fotografie. Met zijn ‘fusil photographique’ wist hij met twaalf beeldjes per seconde zelfs fotoreeksen te maken, die een perfecte indruk gaven van bijvoorbeeld de galop van een paard of het zwemmen van een rog (afb. 6).[5] Beeldje na beeldje geven deze reeksen momentopnamen waarin de snelheid bevroren is. De veel bekendere Britse fotograaf Eadweard James Muybridge (1830-1904) had dat al eerder gedaan, zij het met een reeks camera’s. Beide mannen deelden verrassend veel – zelfde interesses en initialen, hetzelfde geboorte- en overlijdensjaar – maar voor de wetenschapper was de beeldanimatie niet meer dan een hulpmiddel bij zijn onderzoek. Latere kunstenaars zouden door de animaties geïnspireerd raken, al compileerden zij juist de opnamen om beweging in één beeld te suggereren. In de schilderkunst is Nu descendant un escalier uit 1912 van Marcel Duchamp (1887-1968) het bekendste voorbeeld, in de sculptuur het een jaar later gereedgekomen Forme uniche della continuità nello spazio van Umberto Boccioni (1882-1916). De dynamiek zit in de titels besloten: ‘Naakt de trap aflopend’ respectievelijk ‘Unieke vormen van de continuïteit in de ruimte’. De opeenvolgende foto’s die met elkaar worden verbonden, zijn te vergelijken met de afzonderlijke tekeningen die door Van Baalen aan elkaar worden gekoppeld. Waar Marey vertrouwt op het oog, of beter gezegd: de hersenen, verbindt Van Baalen met vloeiende lijnen. Waar Marey slechts hortende bewegingen oproept, produceert Van Baalen golvende vormen.

[1] Deze tekst is een bewerking van: ‘Permutaties van Wouter van Baalen. “Koffie- en theeservies”’, in: Jean-Pierre van Rijen, Martens-Mulder Collectie. Zilver uit de 17de en 18de eeuw, z.p. 2018, p. 330-351, cat.nr 77.
[2] George Nelson, The problems of design, New York 1957, p. 13.
[3] Linda Hales, ‘Design’, Washington Post, 19 juni 2005.
[4] Laurent Mannoni, Etienne Jules Marey. La mémoire de l óeil, Milaan 2003.
[5] J. Marey, ‘Mouvements de natation de la raie’, La Nature, 8 februari 1893, p. 177-178.