KANDIJBAKJE

1755

Philip Jacobus Kops

Middelburg

Het kandijbakje heeft de vorm van een koelvat ofwel monteith, een ovaal bekken met scharnierende hengsels, rustend op een ovale voet: vergelijk het vat uit 1740 van de Arnhemse zilversmid Hendrik van Heuven. Niet voor niets komen dergelijke bakjes in contemporaine omschrijvingen voor als ‘thee koelvatje’ of ‘confituur koelbakje’.[1] Het Haagse model koelvat wordt bij kandijbakjes uiteraard bij voorkeur door Haagse zilversmeden nagevolgd: een exemplaar van Johannes Oring uit 1732 is daarvan een voorbeeld (hieronder).[2]

Het bekken heeft een bolle buik en een ingesnoerd bovengedeelte, dat versierd is met een opgelegde profielband en wijd uitloopt naar de geschulpte bovenrand. De schulpen volgen de vorm van lambrequins, maar zijn versierd met bladvoluten en een schelpmotief. Onder de hengsels is op het bekken heel subtiel een afhangend lambrequin met een kwastje aangebracht. Op de onderzijde na is het bakje geheel verguld.

Kandijbakjes ontlenen hun naam aan kandij: klontjes van gekristalliseerde rietsuiker. Er was gele, rode, bruine en (bijna) zwarte kandijsuiker, desgewenst op te pakken met een kandijtang. De ook wel gebezigde benaming confituurbakje is terug te voeren op in de 18de en 19de eeuw geliefde delicatessen: versuikerde vruchten als kersen en aalbessen, maar ook versuikerde ‘zaden’ als anijszaad en amandelen, waaraan we de term ‘amandelbakje’ danken. Voor de plakkerige lekkernijen konden confituurlepeltjes of -vorkjes worden gebruikt.

[1] Jet Pijzel-Dommisse e.a., Haags goud en zilver (cat. Gemeentemuseum, Den Haag), Den Haag/Zwolle 2005, nr 202 (inv. Von Schack-De Bije 1751, fol. 26; inv. De Veer 1764, fol. 395v; inv. Fagel-Sluyskens 1791, fol. 36r).

[2] Pijzel-Dommisse 2005 (zie vorige noot), nr 202.

Afmetingen

hoogte 6 cm, breedte 12,1 cm, diepte 9 cm

Materiaal

Deels verguld zilver

Gewicht

127,3 gram

Merken

1 MEESTERTEKEN PIK in liggende ovaal
2 STADSKEUR dubbelkoppige adelaar met gespreide vleugels
3 JAARLETTER T

Inventarisnummer

BR1589

Literatuur

J. de Bree, Zeeuws zilver, voornamelijk met betrekking tot Middelburg, Schiedam 1978, p. 125, nr 308(meesterteken);

Abraham L. den Blaauwen, Zilver op Sypesteyn. Een keuze uit het bezit van de Martens-Mulder-Stichting en de Van Sypesteyn-Stichting, z.p. / Nieuw-Loosdrecht 1996, nr 40;

Jean-Pierre van Rijen, Martens-Mulder Collectie. Zilver uit de 17de en 18de eeuw, z.p. 2018, p. 197; afb. p. 96, 195, cat.nr 52