Franssoys Eelioeth
De bokaal heeft een getrapte voet met welvingen en profielen. De stam is opgebouwd uit een grote, gebolde manchet en relatief kleine nodus, versierd met bolplooien en lobben, en rondom drie open voluten bekroond door een monsterkopje. In een vloeiende lijn wordt de gewelfde, hoge cuppa halverwege ingesnoerd om daarboven weer sterk te verbreden. Het gewelfde deksel heeft een verhoging waarop een staande krijgsman met een lans en wapenschild. De horizontaliteit van het model is streng doorgevoerd. Identiek acanthusblad siert de voet- en dekselrand. De bokaal is rijk versierd met gedreven bandwerk, vazen met bloemen onder baldakijnen, vruchten en bloemrozetten; het deksel met cartouches met zeewezens, afgewisseld door vruchtenfestoenen.[1]
Het vermoeden van een vervalsing is uitgesproken omdat ten minste zes van dergelijke bokalen bekend zijn, maar daarvoor is geen bewijs te leveren.[2] Herhalingen komen in de 17de eeuw vaker voor getuige de kelk van Thomas Boogaert in de verzameling van de Martens-Mulder Stichting: het kelktype met de zogenoemde engelenvoet werd in de periode 1639-1671 door vader Thomas en zoon Joannes Boogaert ten minste tienmaal geleverd. Twee van Eelioeths bokalen uit 1626 respectievelijk 1628 bevinden zich momenteel in museale collecties (Centraal Museum, Utrecht; Fitzwilliam Museum, Cambridge, hieronder).[3] Drie andere, uit 1618 en tweemaal 1622, doken op in de kunsthandel en belandden in particuliere collecties (Veiling Christie’s Londen, Kunstbeurs Delft, Veiling Mak van Waay, Amsterdam).[4] De exemplaren bewaard in Cambridge en verhandeld in Delft raakten in de loop van de tijd hun deksel kwijt.
[1] Herkomst bokaal: Premsela & Hamburger, Amsterdam.
[2] Abraham L. den Blaauwen, Zilver op Sypesteyn. Een keuze uit het bezit van de Martens-Mulder-Stichting en de Van Sypesteyn-Stichting, z.p./Nieuw-Loosdrecht 1996, nr 4. De zilverlegering is onderzocht, maar twee meetmethoden leverden geen eenduidig beeld op. Voor XRF-onderzoek naar de bokaal van Eelioeth, zie een samenvatting opgenomen als noot bij de nautilusbeker (Nederland of Duitsland, ca 1610).
[3] 1626: Centraal Museum, Utrecht, inv.nr 10587 (Louise E. van den Bergh-Hoogterp, B. Dubbe, De verzameling van het Centraal Museum Utrecht. 4 Edele en onedele metalen, Utrecht 1997, nr 28; Carl Hernmarck, The art of the European silversmith, 1430-1830, Amsterdam/Londen/New York 1977, dl. 2, p. 57); 1628: Fitzwilliam Museum, Cambridge, inv.nr MAR.M.74-1912.
[4] 1618: Veiling Christie’s Londen (The property of a European collector, sale 7182), 5 juli 2005, nr 84; 1622: Oude Kunst- en Antiekbeurs der Vereniging van Handelaren in Oude kunst in Nederland Museum ‘Het Prinsenhof Delft’, z.p. 1967, nr 29 (Premsela); 1622: Cat. Mak van Waay, Amsterdam, 25 mei 1971, nr 3389.
hoogte 27,7 cm (zonder lans), ø voet 6,8 cm, ø deksel 8,2 cm
Zilver
290,3 gr
1 MEESTERTEKEN gewei
2 STADSKEUR wapen Utrecht
3 JAARLETTER A
BR1599
Th.M. Duyvené De Wit-Klinkhamer, M.H. Gans, De geschiedenis van het Nederlandse zilver, Amsterdam 1965, pl. 4b (als: 1621);
Abraham L. den Blaauwen, Zilver op Sypesteyn. Een keuze uit het bezit van de Martens-Mulder-Stichting en de Van Sypesteyn-Stichting, z.p. / Nieuw-Loosdrecht 1996, nr 4;
Jean-Pierre van Rijen, Martens-Mulder Collectie. Zilver uit de 17de en 18de eeuw, z.p. 2018, p. 22; afb. p. 21, cat.nr 6