Johan Hermensz Gramey
Tot op zekere hoogte spiegelen de voet en cuppa zich: de zeslobbige voet met vlakke rand voert via een profiel en concave welving tot een manchet in de vorm van een rozet, terwijl – boven een tweede manchet – een convex gewelfde cuppa overgaat in een brede, zeslobbige rand. De stam ertussen is opgebouwd uit drie open ornamenten, vaker gebruikt als nodusversiering, versierd met afhangende zilveren ‘parels’ en bekronende drakenkopjes. De voetrand is gedecoreerd met gedreven acanthusblad, de cuppa met brede palmetten en de rand ervan met C-voluten, gebladerte en een geponste rand. De halve bolvorm op de cuppa, waaronder een vlotter en een beeldje verscholen gaan, beide tamelijk recent vernieuwd, is versierd met drie eenvoudige bloempjes en gestippelde krullijnen. Een op het dekseltje gesoldeerde slang maakt dat het dekseltje moeiteloos openklapt en vervolgens rechtop gaat staan.
Een Hansje-in-de-kelder werd gebruikt om in een gezelschap de zwangerschap van de vrouw des huizes bekend te maken. Wanneer de cuppa met drank gevuld werd, ging de vlotter drijven en kwam het daarop bevestigde kinderfiguurtje tevoorschijn. Na het uitbrengen van een heildronk werd er gedronken op de gezondheid van ‘Hansje’, toen zowel een jongens- als meisjesnaam.
hoogte 13,5 cm, ø 10,4 cm
Zilver
148,2 gr
MEESTERTEKEN monogram IHG
BR1595
Th.M. Duyvené De Wit-Klinkhamer, M.H. Gans, De geschiedenis van het Nederlandse zilver, Amsterdam 1965, pl. 35 (als: ca 1640);
Abraham L. den Blaauwen, Zilver op Sypesteyn. Een keuze uit het bezit van de Martens-Mulder-Stichting en de Van Sypesteyn-Stichting, z.p. / Nieuw-Loosdrecht 1996, nr 8;
Jean-Pierre van Rijen, Martens-Mulder Collectie. Zilver uit de 17de en 18de eeuw, z.p. 2018, p. 39; afb. p. 37-38, cat.nr 9