Paulus Vermeulen
Het achtzijdige bakje, eigenlijk rechthoekig met afgeschuinde hoeken, rust op een gelijkvormige voet. Het bakje met convex gewelfde rand is geheel gedecoreerd met een keur aan gestippelde, maar ook gegraveerde en gedreven Lodewijk XIV-motieven: op een deels geruwde ondergrond zijn onder meer afhangende bloemen, kwastjes, rasterwerk en schelpen weergegeven. In lijn met de stijl is de strikte symmetrie. Op een gewelfd deel van de voet komt in stippeltechniek het rasterwerk terug, gecombineerd met culots. De rand van het bakje wordt gevormd door voluten afgewisseld door plastisch gevormde schelpen.
Paulus Vermeulen maakte verscheidene van dergelijke bakjes.[1] Eerder werd zijn meesterteken ‘springend hert’ toegeschreven aan Florianus van der Hoeff. Andere Haarlemse zilversmeden die deze laatbarokke motieven nog lang op een heel vergelijkbare wijze toepassen zijn Jan Verdoes en David de Klerk, zoals een kandijbakje van de laatste uit 1734 demonstreert (Frans Hals Museum, Haarlem; hieronder).[2]
Kandijbakjes ontlenen hun naam aan kandij: klontjes van gekristalliseerde rietsuiker. Er was gele, rode, bruine en (bijna) zwarte kandijsuiker, desgewenst op te pakken met een kandijtang. De ook wel gebezigde benaming confituurbakje is terug te voeren op in de 18de en 19de eeuw geliefde delicatessen: versuikerde vruchten als kersen en aalbessen, maar ook versuikerde ‘zaden’ als anijszaad en amandelen, waaraan we de term ‘amandelbakje’ danken. Voor de plakkerige lekkernijen konden confituurlepeltjes of -vorkjes worden gebruikt.
hoogte 3,8 cm, breedte 11,7 cm, diepte 8,8 cm
Verguld zilver
84,8 gram
1 MEESTERTEKEN springend hert
2 STADSKEUR wapen Haarlem
3 GEHALTETEKEN gewestelijk wapen Holland
4 JAARLETTER cursieve A
later toegevoegd:
ZI (sinds 1953; keur voor zilveren voorwerpen aangeboden in voltooide staat; eerste gehalte = 925/000)
BR1587
E.J. Zetteler, Haarlems zilver (cat. Frans Halsmuseum, Haarlem), Haarlem 1975, nrs 44, 47 (als: Van der Hoeff);
Abraham L. den Blaauwen, Zilver op Sypesteyn. Een keuze uit het bezit van de Martens-Mulder-Stichting en de Van Sypesteyn-Stichting, z.p. / Nieuw-Loosdrecht 1996, nr 41;
Jean-Pierre van Rijen, Martens-Mulder Collectie. Zilver uit de 17de en 18de eeuw, z.p. 2018, p. 197; afb. p. 160, 196, cat.nr 53