Hendrik van Heuven
Het betrekkelijk lichte koelvat (monteith) bestaat uit een ovaal bekken op een eveneens ovale voet, terwijl aan kleine oren scharnierende hengsels zijn bevestigd. Het bekken heeft een bolle buik en een ingesnoerd bovengedeelte, dat versierd is met een opgelegde profielband en wijd uitloopt naar de geschulpte bovenrand. Deze geschulpte rand bestaat uit acht lobben. Die hebben de vorm van een lambrequin, welk Lodewijk XIV-element niet hangend, maar staand is toegepast. Het koelvat is kleiner en lichter dan de meeste exemplaren in de grote Nederlandse collecties, maar oogt robuust door de toepassing van stevige profielen en zware hengsels. Het object is bedoeld om wijnflessen en wijnglazen in te koelen. De laatste worden ondersteboven aan de rand gehangen, met hun been (steel) over de inkepingen, de voet achter de lobben en de kelk in het koude water.
Dit type koelvat volgt Haagse uitvoeringen in Lodewijk XIV-stijl, glad en glanzend, bekend van François van Stapele (1729; hieronder), Isacq Busard (1739) en vooral Jacques Tuillier (1734; hieronder).[1] Het ingetogen Haagse model leende zich ook prima voor tingieterswerk, zoals koelvaten in een particuliere collectie (onder) en het Rijksmuseum in Amsterdam laten zien.[2] Het koelvat werd in 2012-2013 gerestaureerd door Daan Brouwer (Haarlem). Curieus zijn contemporaine kandijbakjes die de vormgeving van koelvaten volgen (zie het bakje van Philip Jacobus Kops, Middelburg, 1755), hetgeen is af te lezen aan omschrijvingen als ‘thee koelvatje’ (1764, 1791) of ‘confituur koelbakje’.[3]
Op de zijkant is het alliantiewapen (hieronder) gegraveerd van dr Willem Theodorus Wentholt (geboren 1685) en Theodora Sybilla Arnoldsdr van Dam (geboren 1689). Zij huwden in 1714: mogelijk is de koeler cadeau gedaan bij gelegenheid van hun 25-jarig huwelijksfeest in 1739. Voor de suggestie dat het koelvat is geschonken door stadhouder Willem IV is geen enkel bewijs.[4]
[1] Van Stapele: J.W. Frederiks, Dutch silver. II: Wrought plate of North and South-Holland from the Renaissance until the end of the eighteenth century, Den Haag 1958, nr 502, afb. 242; Beatrice Jansen e.a., Haags zilver uit vijf eeuwen (cat. Haags Gemeentemuseum), Den Haag 1967, nr 145; Tuillier: Jet Pijzel-Dommisse e.a., Haags goud en zilver (cat. Gemeentemuseum, Den Haag), Den Haag/Zwolle 2005, nr 149; Busard: Pijzel-Dommisse 2005, p. 40.
[2] Particuliere collectie: Veiling Christie’s Amsterdam (The Decorative Arts Sale including fine painting, sale 2855), 21-22 september 2010, nr 153 (Noord-Europees, 18de eeuw, hoog 21 cm, breed 51 cm, diep 29,5 cm); Rijksmuseum: A.J.G. Verster, Tin door de eeuwen, Amsterdam 1954, p. 72, nr 50.
[3] Jet Pijzel-Dommisse e.a., Haags goud en zilver (cat. Gemeentemuseum, Den Haag), Den Haag/Zwolle 2005, nr 202 (inv. Von Schack-De Bije 1751, fol. 26; inv. De Veer 1764, fol. 395v; inv. Fagel-Sluyskens 1791, fol. 36r).
[4] Veiling Christie’s Amsterdam (40th Anniversary Sale, sale 3021), 20 november 2012, nr 16.
hoogte 17,5 cm, lengte 37,6 cm, breedte 29,2 cm
Zilver
1971,9 gram
1 MEESTERTEKEN HVH aaneen
2 STADSKEUR wapen Arnhem
3 JAARLETTER A
later toegevoegd:
bijl (1853-1927; belastingteken voor in de handel terugkerende edelmetalen voorwerpen van Nederlandse oorsprong, met tekens gildetijd, Koninkrijk Holland, Franse Republiek, Franse Keizerrijk tot 1814, Maastricht en Luik 1814, Zuidelijke Nederlanden; is abusievelijk vaak afgeslagen op oud buitenlands werk en bovendien veelvuldig vervalst)
BR3504
Veilingcatalogus Christie’s Amsterdam (40th Anniversary Sale, sale 3021), 20 november 2012, nr 16;
Jean-Pierre van Rijen, Martens-Mulder Collectie. Zilver uit de 17de en 18de eeuw, z.p. 2018, p. 124, 126; afb. p. 96, 123, 125, cat.nr 47