MELKKAN

1768

Martinus van Stapele

Den Haag

De balustervormige kan heeft een sneb, een scharnierend deksel en een zwart, houten oor, met nagels bevestigd op twee manchetten. Onder vier ribben op het corpus zijn vier hoefvormige pootjes geplaatst. Traditiegetrouw wordt het type omschreven als melkkan, waarbij een deksel en isolerend houten oor duiden op warme melk, maar ook het gebruik als kleine koffiekan wordt genoemd.[1] Dat gegoten deksel heeft een eigenzinnige vorm, asymmetrisch en golvend (hieronder). De sculpturale kwaliteit is zo verrassend dat die welhaast eerder herinnert aan de kwabstijl dan aan het rococo. Toch is het geen eenmalige toepassing. Het dekseltype kwam gedurende het gehele derde kwart van de 18de eeuw voor, met late uitlopers tot in de jaren tachtig. Van Den Haag (hieronder) tot Den Bosch en van Middelburg (hieronder) tot Groningen en Leeuwarden werd het toegepast.[2] Onder meer van Isacq Samuel Busard in Den Haag (hieronder) en Philippus Prié in Middelburg zijn ook trekpotten met een dergelijk deksel bekend.[3] Nader onderzoek zou bijzonder­heden omtrent de vormverspreiding aan het licht kunnen brengen. Het gietmodel dicteert min of meer de grootte van de kan; bij kleinere melkkannen kan het tot weinig harmonieuze verhoudingen leiden.[4] In de dekselrand is weliswaar een ronde opening opgenomen, maar de excentrische plaatsing ervan maakt gericht schenken niet eenvoudig. De melkkan maakte deel uit van het zilverbezit van het Nederlandse Koninklijk Huis.

[1] J.W. Frederiks, Dutch silver. II: Wrought plate of North and South-Holland from the Renaissance until the end of the eighteenth century, Den Haag 1958, p. 102, nr 295.

[2] Afbeelding links: Martinus van Stapele, Den Haag, 1763 (Egge Knol, Zilver in Groningen (cat. Groninger Museum), Groningen 2011, p. 103); afbeelding linksonder: Philippus Prié, Middelburg, 1764 (Emiel Aardewerk, Esther Aardewerk, A. Aardewerk Antiquair Juwelier (cat.), Den Haag 2014, p. 24-25; bijpassende theepot van Prié, 1763). Andere voorbeelden: Alger Mensma, Amsterdam, 1757: Jacob J. Roosjen, Breukelen; Matthijs Craeyenschot, Amsterdam, 1763: Museum Bredius, Den Haag, inv.nr EM-33; Johannes Bernardus Jelgerhuis, Leeuwarden: Johan R. ter Molen, ‘Zilver voor het Stadhouderlijk Hof en het Koninklijk Huis’, in: Fries goud en zilver, Gorredijk2014, afb. 80; Anthonius Matthias Suyskens, Den Bosch: A.M. Koldeweij, Zilver uit ’s-Hertogenbosch van bourgondisch tot biedermeier (cat. NoordbrabantsMuseum, Den Bosch), Den Bosch 1985, nr 184; Lucas van Giffen II, Groningen: Grijpma Antiquairs, Groningen.

[3] Busard, 1750: Veiling Zeeuws Veilinghuis, Middelburg (Kunst- en antiekveiling), 12 december 2012, nr 2045; Prié, 1763: Cat. Aardewerk 2014 (zie vorige noot), p. 24-25 (bijpassende kan 1764).

[4] Johan R. ter Molen e.a., Fries goud en zilver, Gorredijk 2014, dl. 1, nr 101 (Jouke Jelgerhuis, Leeuwarden, 1764).

Afmetingen

hoogte 15,5 cm, ø 11,5 cm

Materiaal

Zilver

Gewicht

359,9 gr

Merken

1 MEESTERTEKEN: drie vijfbladerige rozen boven een pot in gekroond schild
2 STADSWAPEN wapen Den Haag
3 GEHALTETEKEN gewestelijk wapen Holland
4 JAARLETTER W

later toegevoegd:
V in gekroond schild (1814-1853; belastingteken voor vanuit het buitenland en voor in de handel terugkerende edelmetalen voorwerpen met tekens gildetijd, Koninkrijk Holland, Franse tijd; in 1816 werd het teken als gratis recense afgeslagen; V = Vreemd werk)

Inventarisnummer

BR3368

Literatuur

Veilingcatalogus Sotheby’s Amsterdam (Property from the Estate of Queen Juliana of the Netherlands, sale AM1100), 14-17 maart 2011, nr 122;

Jean-Pierre van Rijen, Martens-Mulder Collectie. Zilver uit de 17de en 18de eeuw, z.p. 2018, p. 194, 315, 318; afb. p. 191, 314, cat.nr 57