Hansje-in-de-kelder, Johan Hermensz Gramey, Nijmegen, 1627-1667, zilver, h. 13,5 cm (Martens-Mulder Stichting)
Het 17de- en 18de-eeuwse zilver dat in verband gebracht kan worden met de geboorte is in twee categorieën te verdelen: zilveren geschenken bestemd voor de boreling en zilverwerk dat traditioneel een rol speelde rond die feestelijke gelegenheid.[1] Bij de cadeaus behoren de geboortelepels tot de meest betaalbare opties, ook omdat het nogal eens hergebruikte lepels betrof. In boedelbeschrijvingen worden ze in de 18de en 19de eeuw op ongeveer vijf gulden getaxeerd. De gevers, vaak degenen naar wie het kind vernoemd was of de grootouders, wachtten overigens dikwijls tot het kind levensvatbaar was. De gegraveerde naam, geboortedatum en soms de plaats waar het kind werd geboren, maken de lepels tot familie-memorabilia. Een enkele maal is achteraf zelfs tevens de sterfdatum in de bak gegraveerd. Het aantal overgeleverde geboortelepels verschilt sterk per streek. In Friesland zijn er relatief veel vervaardigd én bewaard, met name in de zuidwesthoek, terwijl er in Noord-Brabant weinig bekend zijn. Boedelbeschrijvingen in Breda leren weliswaar dat ook hier de geboortelepel redelijk populair was, maar er zijn geen voorbeelden van bewaard.[2] Naast geboortelepels herinneren ook klaters en rinkelbellen aan een geboorte. Een bijzondere rol is weggelegd voor brandewijnkommen. De kommen die nu geassocieerd worden met geboorterituelen, hadden indertijd echter meer dan één functie.
Het Hansje-in-de-kelder is een bijzondere variant op de tazza. De arts en schrijver Johannes le Francq van Berkhey (1729-1812) vindt het ‘zoo geestig een toestel’ dat hij een afbeelding opneemt in zijn negendelige Natuurlijke Historie van Holland, verschenen tussen 1769 en 1811.
Slechts voor één doel te gebruiken en uitgesproken 17de-eeuws is hetgeen in een contemporaine boedelinventaris wordt omschreven als `een silver schael genaempt hansken in de kelder’.[3] Het zilver is bedoeld om in een gezelschap de zwangerschap van de vrouw des huizes aan te kondigen. De arts en schrijver Johannes le Francq van Berkhey (1729-1812) vindt het ‘zoo geestig een toestel’ dat hij een afbeelding opneemt in zijn negendelige Natuurlijke Historie van Holland, verschenen tussen 1769 en 1811 (boven). Op de vlakke cuppa schuilt onder een halve bolvorm met een scharnierend dekseltje een klein poppetje, het ‘Hansje’, vastgezet op een ‘vlotter’. Onderaan de bolvorm zijn gaten aangebracht, dus wanneer er wijn in de cuppa wordt geschonken om een heildronk uit te brengen, gaat de vlotter drijven en wordt deze omhoog gestuwd. Als de cuppa zich vult, gaat het dekseltje open en verrijst langzaam het poppetje. In de woorden van Le Francq van Berkhey: ‘Wanneer men nu, den Beker op zoodanig eene wyze ingerigt zynde, den Wyn in de Schaal schonk, liep de Wyn in de ondersten halven Bol; en als dezelve vol wierd, rees de lugtledige Bol met het stiftje tegen het klepje aan; waarop dan het Beeldje, dat Hansje heette, het klepje opende; en dan kwam Hansje uit den Kelder.’[4] Duidelijk is dat met `Hansje’, indertijd zowel een jongens- als een meisjesnaam, het ongeboren kind werd aangeduid; met de kelder werd de baarmoeder bedoeld. Als de zwangerschap is aangekondigd, gaat de schaal rond en drinkt ieder op de gezondheid van moeder en haar komende boreling.
Detail van: Hansje-in-de-kelder, Johan Hermensz Gramey, Nijmegen, 1627-1667, zilver, h. 13,5 cm (Martens-Mulder Stichting)
Het Hansje-in-de-kelder in de collectie van de Martens-Mulder Stichting is van de hand van Johan Hermensz Gramey, een zilversmid in Nijmegen (boven). Stadskeur en jaarletter ontbreken, als vaker, op zilver uit de Waalstad. De datering volgt daarom Grameys werkzame jaren, de periode 1627-1667. Aan modieuze fratsen als een kwab- of bloemstijl is de Nijmegenaar weinig gelegen, zodat een datering niet nader gepreciseerd kan worden. De zilveren vlotter en het erop gesoldeerde ‘Hansje’ zijn later vervangen, met als gevolg dat het gestileerde poppetje in niets op een boreling lijkt. Dit gebeurde overigens vaker. In de 19de en begin 20ste is menige tazza verbouwd tot Hansje-in-de-kelder, simpelweg omdat deze veel meer geld opbracht. In andere gevallen is een merkwaardige vervanger gemonteerd. Een Hansje-in-de-kelder van de Groninger zilversmid Focko Raerda in het Rijksmuseum toont een Romeinse strijder in vol ornaat, met een lans en een schild, waarop staat ‘HANSKEN IS IN DE KELDER’ (onder).[5] Het is het verhaal van de klok en de klepel: het poppetje heeft niets van doen met geboortezilver, maar refereert aan de gebruikelijke bekroning van bokalen in deze tijd. De twee bokalen in de MMS-collectie uit 1600-1625 (Noord-Nederland of Duitsland) en 1618 (Franssoys Eelioeth, Utrecht) tonen soortgelijke krijgslieden.
Het ‘Hansje’ hoort tevoorschijn te komen zodra er wijn in de cuppa wordt geschonken. Het exemplaar van Focko Raerda toont echter een vast gesoldeerd beeldje, geen kindfiguur maar een van bokalen bekende strijder. Op zijn schild is gegraveerd: ‘HANSKEN IS IN DE KELDER’.
Hansje-in-de-kelder, Focko Raerda, Groningen, 1669-70, deels verguld zilver, h. 22,5 cm (Rijksmuseum, Amsterdam)
In het zuiden van de Nederlanden was een andere zegswijze in gebruik, ‘Maaiken in ’t schapraaiken’, waarbij het Vlaamse schapraai staat voor provisiekast, etenskast of broodkast.[6] In een Hollandse plattelandsvariant wordt gesproken over het ‘Kindeken in het Spindeken’, waarbij spinde dezelfde betekenis heeft. Le Francq van Berkhey voegt daaraan toe: ‘Elders in onze Dorpen word ook wel het Bolletje in het Holletje gedronken; waar by men, en dit is algemeen, ter aansporringe, om de blyde moeder te verheugen, aan dezelve eene teug Wyns toevoegt; zeggende, “kom, Maertje of Kryntje, (zoo als ze dan genoemd word), spoel het Bolletje eens af’’’. Bij deze laatste heildronken is alleen glaswerk in beeld. Ook hier komt het Hansje-in-de-kelder evenwel terug. Waar de rijksten zich in de 17de eeuw zilverwerk permitteerden, kozen anderen voor glas met een diamantgravure; als in de 18de eeuw het zilveren exemplaar uit het beeld verdwijnt, raken de kelkglazen meer ingeburgerd. Daarop verschijnt de tekst ‘HANSIE IN DE KELDER’. Aanvankelijk is met het rad een vrouw in verwachting gegraveerd, staande op kelderplavuizen, later gaat alle aandacht naar Hansje zelf. In een van de diverse taferelen staat hij met een glas in de hand tussen de wijntonnen in een overwelfde kelderruimte.
Links: Kom (fopkom, surprise cup), onbekende pottenbakker, Kangxi-periode, China, ca 1700-1725, porselein met onderglazuur blauw, h. 4,2 cm (Rijksmuseum, Amsterdam)
Rechts: David van der Kellen jr, later directeur van de voorganger van het Rijksmuseum, meende in 1869 een Hansje-in-de-kelder in Delfts blauw ontdekt te hebben. Het bleek later geen Nederlandse faience, maar Chinees porselein te zijn.
Hansjes-in-de-kelder zijn in de Nederlanden gemaakt van zilver en van glas, maar ook van Delftse faience. Althans, dat meende David van der Kellen jr, een hartstochtelijk liefhebber van ‘oudheidkunde’. In 1869 werd een exemplaar afgebeeld in De Oude Tijd, een nieuwe reeks jaarboeken over vaderlandse geschiedenis.[7] Deze serie werd uitgegeven onder verantwoordelijkheid van Van der Kellen, die zeven jaar later benoemd zou worden tot directeur van het Nederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst, het latere Rijksmuseum. De illustratie toont een kommetje op pootjes, met de bekende bol waaruit een poppetje oprijst (boven links). Het exemplaar was door Van der Kellen aangetroffen in een 17de-eeuws huis dat door vererving in zijn bezit was gekomen. Bij een eerdere publicatie over een zilveren Hansje-in-dekelder vergat hij de Delftse variant te vermelden, maar, zo schrijft hij, ‘‘k moet dan ook bekennen, dat ze zeer weinig gevonden worden’.[8] Twee jaar eerder had Van der Kellen een zilveren Hansje-in-de-kelder getoond op de wereldtentoonstelling in Parijs, waar demonstraties enthousiast onthaald werden. ‘“Ah! Voilà qu’il paraît”, riepen alsdan de vrolijke Franschen, als het hoofdje te voorschijn kwam.’[9] Helaas vergiste de eminente kenner van oudheidkunde zich waar hij een Delftse uitvoering vermoedde. Hij had geen Delfts blauw gezien en al helemaal geen imitatie van een Nederlandse Hansje-in-de-kelder in zilver. Van der Kellen was op Chinees porselein gestuit, een variant die door Engelse verzamelaars surprise cup genoemd wordt.[10] Hier komt geen poppetje tevoorschijn van een kind, maar een kleine versie van een mandarijn, een ambtenaar in het oude China. Een van de belangrijkste porseleincollecties in de 17de eeuw, die van Amalia van Solms, echtgenote van de Prins van Oranje, telde zo’n Chinees ‘Hansje’.[11] Als Van der Kellen directeur wordt van het Rijksmuseum is er eenzelfde stuk net in de collectie opgenomen (boven rechts). Het is slechts 4,2 cm hoog, met een diameter van 8,2 cm, en lijkt sprekend op de vondst in het 17de-eeuwse pand. Of Van der Kellen het stuk in de begin 18de-eeuwse Kangxi-periode plaatste, is niet waarschijnlijk, maar de Chinese makelij heeft hij zeker meegekregen. De Oude Tijd was al weer ter ziele, van een rectificatie is het niet meer gekomen.